Een hechte vriendschap tussen drie jongens wordt hard onderuit gehaald als een van de drie iets overkomt
Ze banjeren door de bloeiende bollenvelden. Thomas, Jacques en Chris zijn vrienden zolang ze zich kunnen herinneren. En dat terwijl ze eigenlijk heel verschillende jongens zijn. Jacques is zo’n ‘mooie jongen’, een beetje een versierder inmiddels met zijn zestien jaar, en hij droomt over een spannende toekomst waarin hij de wereld zal laten zien wie hij is. Hij zit op de Havo - een wijsneus dus, vindt Thomas (16, landbouwschool), die zelf liever met zijn neus in de tulpen zit. Dan droomt hij van een blauwe tulp (echt blauw, shocking blue) en kijkt echt niet omhoog als er een leuk meisje langskomt, veel te eng. Chris (15) leeft veel gemakkelijker, hij prutst het liefst aan brommers en motoren en voor een meisje schrikt hij niet terug, als hij er tenminste zin in heeft. Toch vormen ze met z’n drieën een harmonieus stel. Voetbal kijken (AZ is dé club in de bollenvelden), brommer rijden, ziekzoeken in de tulpenvelden van de vader van Chris, slap ouwehoeren, elkaar aftroeven in ‘mooi doodliggen’. En als er met één van de drie iets is, is er altijd wel een van de andere twee die zich er even tegenaan bemoeit. Tot die ene lentedag in april...